D-HUBN: Het kloppende distributiehart van Aramis
Offshore CO2-distributieplatform D-HUBN vormt de spil van de toekomstige Aramis CCS-infrastructuur. Daan Noothoven, D-HUBN lead en delivery manager, leidt de ontwikkeling van het platform. Hij heeft meer dan 25 jaar ervaring met EPCCI (engineering, procurement, construction, commissioning, installation) en werkte wereldwijd aan complexe onshore en offshore projecten, van ontwerp tot installatie. Nu richt Daan zich op deze belangrijke schakel in het realiseren van duurzame CO2-opslag.
De naam ‘D-HUBN’ geeft weinig weg. Wat is het?
‘De Distribution Hub North of D-HUBN is een offshore distributieplatform dat – wanneer eenmaal operationeel – CO2 naar de lege gasvelden van de Aramis-partners transporteert. Vanaf de Maasvlakte in Rotterdam gaat de CO2 via een offshore pijpleiding naar de D-HUBN, het centrale eindpunt van de zeeleiding. Het platform ligt op zo’n 200 kilometer uit de kust van Rotterdam, ten noordwesten van Den Helder en strategisch gepositioneerd ten opzichte van de opslaglocaties. Vanaf de D-HUBN wordt het verdere CO2-transport gecoördineerd.’
Hoe ziet het platform eruit?
‘De D-HUBN is een offshore riser- of stijgbuizenplatform met twee hoofdcomponenten: een jacket en een topside. Het jacket is een vakwerkconstructie die na offshore installatie met vier heipalen in de zeebodem wordt verankerd. Grout, een soort onderwaterbeton, verbindt het jacket stevig met de heipalen. Deze constructie zorgt voor stabiliteit, zelfs bij zware stormen of scheepsbotsingen.’
‘Het jacket met heipalen vormt de basis voor de topside, een procesunit boven zeeniveau. Deze unit is vergelijkbaar met een kleine fabriek en bestaat uit een stalen constructie met een controle- en communicatiesysteem, pijpleidingen en kleppen: de valves. Het platform werkt met een hybride energiesysteem dat windturbines, zonnepanelen en batterijen combineert. De topside is ontworpen om onbemand te functioneren en wordt op afstand bediend. Personeel komt alleen voor onderhoudswerkzaamheden naar het platform.’
Fig. 1: Impressie D-HUBN
En hoe werkt het – in niet ál te technische termen?
‘Het riserplatform ontvangt CO2 via de offshore pijpleiding. Die stroomt vervolgens naar de topside via stijgbuizen: de risers. Er zijn zes risers: één voor de aanvoer, vier voor de distributie naar lege gasvelden en één als reserve voor een eventuele toekomstige uitbreiding. De topside fungeert als verdeelstation. Het controlesysteem, de pijpleidingen en de valves sturen de CO2 vervolgens via kleinere pijpleidingen, de zogenaamde spurlines, naar de opslaglocaties. Daar wordt de CO2 geïnjecteerd in lege gasvelden.’
Dus CO2-injectie is geen onderdeel van de D-HUBN?
‘Dat klopt. De D-HUBN is een distributiepunt. Het draagt bij aan het transport van CO2, maar is niet verantwoordelijk voor de injectie in de lege gasvelden. Het vervolgtransport via de spurlines naar de gasvelden wordt uitgevoerd door TotalEnergies, Shell en Eni. Aramis werkt met een open-access-systeem, waarbij meerdere industriële partijen transportcapaciteit kunnen reserveren voor hun afgevangen CO2. De afvang en het transport naar de Aramis CCS-infrastructuur wordt verzorgd door Porthos, CO2next en andere onshore partners. Ook aan de opslagzijde is er open access en is uitbreiding van de waardeketen mogelijk met nieuwe opslaglocaties.’
Wat zijn de uitdagingen bij het ontwerpen van zo’n systeem?
‘Een van de uitdagingen is de hybride energievoorziening op het platform. We gebruiken voornamelijk wind- en zonne-energie, met een batterijsysteem en generator als back-up. Deze energie wordt gebruikt voor navigatieverlichting, communicatie en het op afstand bedienen van het systeem.’
‘Maar de grootste uitdaging vormt de CO2 zelf. Hoe gedraagt die zich? CCS is nieuw, daarom doen we grondig onderzoek naar veiligheid en procesgedrag. CO2 is zwaarder dan lucht en zakt bij een eventueel lek omlaag. Dat vereist specifieke veiligheidsmaatregelen. Dus ondanks de technische complexiteit ligt de echte uitdaging in het begrijpen en veilig beheren van CO2 in de meest uiteenlopende situaties.’
Zoals je al zei, veiligheid is van het grootste belang. Hoe garandeer je die?
‘Bij een complex en innovatief project als de Aramis CCS-infrastructuur is veiligheid vanzelfsprekend essentieel. Ieder aspect, inclusief de D-HUBN, is dan ook ontworpen om risico’s te minimaliseren en veilig en efficiënt te functioneren. Dit begint met grondig onderzoek, waaronder tests om de veiligheid van het systeem te waarborgen. Deze onderzoeken doen we tijdens de ontwerpfase en richten zich op de bouw, installatie, ingebruikname, exploitatie en het onderhoud.’
‘Daarnaast kijken we naar de veiligheid van onderhouds- en technisch personeel. Hoewel de D-HUBN onbemand is, beschikt het platform over een tijdelijke schuilplaats. Die biedt bescherming met noodvoorzieningen, verse luchttoevoer en brand- en gasdichte afsluiting. In geval van nood kunnen medewerkers hier veilig verblijven tot evacuatie per schip of helikopter mogelijk is. Veiligheid heeft dus in elke fase de hoogste prioriteit.’