Vooruitblik op FEED-fase Aramis
Na bijna twee jaar is de voorbereidingsfase van Aramis zo goed als afgerond. Zodra het voorkeursalternatief voor de route en aanlandingslocatie van de pijpleiding vastligt, kan het project van start met de FEED-fase (Front-End Engineering Design). ‘Een veelomvattend traject met een doorlooptijd van zo’n anderhalf jaar’, omschrijft Bram Herfkens, assetmanager bij EBN en projectleider bij Aramis. ‘Eigenlijk dekt de term FEED de lading niet helemaal: de fase bestaat uit een technisch én een niet-technisch gedeelte, dat minstens zo belangrijk is.’
Bram is een van de pioniers op het gebied van CO2-afvang en -opslag (carbon capture and storage, CCS). Ruim tien jaar geleden werkte hij voor aardgasproducent TAQA aan het eerste offshore CCS-project in Nederland. Dat zou gebruikmaken van dezelfde gasvelden als het huidige CCS-project Porthos, maar vond uiteindelijk geen doorgang. Tussen deze twee CCS-projecten door werkte Bram in Irak en Abu Dhabi als projectmanager in de olie- en gasindustrie. Omdat EBN medeaandeelhouder is van zowel Aramis als Porthos, is hij bij beide projecten betrokken als (deel)projectleider.
Bram Herfkens - Assetmanager bij EBN en projectleider bij Aramis
Totaalcapaciteit 22 megaton CO2 per jaar
In totaal kan Aramis straks tot 22 megaton CO2 per jaar transporteren naar lege onderzeese gasvelden. Die capaciteit komt boven op de 2,5 megaton per jaar van Porthos. ‘De opslagcapaciteit van Porthos is al volledig uitverkocht’, vertelt Bram. ‘Met de grootschalige CO2-infrastructuur van Aramis benutten we straks nog veel meer lege gasvelden voor CO2-opslag.’ Daarnaast biedt Aramis de mogelijkheid om CO2 niet alleen in gasvorm, maar ook vloeibaar per schip aan te leveren. ‘Daardoor geeft Aramis ook toegang aan klanten verder weg, zonder aansluiting op een pijpleiding. Bijvoorbeeld uit Zeeland, Antwerpen of Frankrijk.’
Investeringsbeslissing
De FEED-fase omvat onder meer het ontwerpen van het systeem en het maken van afspraken met de eigenaren van de lege onderzeese gasvelden, de toekomstige CO2-reservoirs. Bram: ‘Zij maken de match tussen de klanten en de beschikbare opslagruimte, en boeken vervolgens transportcapaciteit bij ons en CO2next.’ Dat laatste project betreft een terminal voor de ontvangst, tijdelijke opslag en aflevering van vloeibaar CO2.
Na de FEED-fase volgt de uiteindelijke investeringsbeslissing. ‘Een enorm besluit, dat over bedragen van enkele miljarden gaat. Alle vier de aandeelhouders van Aramis – TotalEnergies, Shell, Energie Beheer Nederland (EBN) en Gasunie – moeten het eens zijn over het investeringsbesluit. Dat vergt veel overleg en onderzoek.’ Zo worden in deze fase verschillende methodes onderzocht voor de kruising van de Maasgeul. ‘De pijpleiding moet daar onder de zeewering door.’
Haalbaar en betaalbaar
De businesscase is doorslaggevend voor de investeringsbeslissing. Bram: ‘Die moet aantonen dat het project haalbaar is en dat de kosten voor de klanten betaalbaar zijn. We zijn daarbij afhankelijk van externe factoren, zoals de inflatie, hoge staalprijzen en beschikbare boorplatforms. De aanlegkosten zijn in een jaar tijd enorm gestegen.’
Om de hogere kosten te dekken, wil Aramis onder meer aanspraak maken op subsidies. ‘We zouden bijvoorbeeld support uit het Connecting Europe Facility-fonds (CEF) goed kunnen gebruiken.’ Hiervoor wordt nog een aanvraag ingediend. Verdere schaalvergroting ziet Bram ook als optie om tot lagere tarieven te komen. ‘Hoe meer partijen zich aansluiten, hoe beter we de kosten kunnen verdelen. Een goed teken: nieuwe partijen dienen zich op eigen initiatief al aan. En dankzij onze open access infrastructuur kan iedere partij aanhaken.’
Planning
Naar verwachting kan Aramis na de zomer een beslissing nemen over het startmoment van de FEED-fase. ‘Op technisch vlak zijn we er klaar voor’, bevestigt Bram. ‘Het vergunningstraject wordt voorbereid, de samenwerkingscontracten met partners zijn zo goed als rond en de aanbestedingen voor de FEED-engineering lopen.’ Hij verwacht de aankomende fase op z’n vroegst begin 2025 af te ronden. ‘Met name het vergunningstraject neemt veel tijd in beslag. Dat ligt buiten onze macht, wat het plannen lastig maakt. Maar zodra we de vergunningen binnen hebben, kunnen we relatief snel starten met de aanleg.’